De opleiding bestaat uit de volgende twee modules.
Taalbeheersing I
Deze module geeft je inzicht in mondelinge en schriftelijke doelgerichte communicatie. Je krijgt inzicht in de kenmerken, strategieën en didactiek van leesvaardigheid, schrijfvaardigheid en spreek- en luistervaardigheid. Je leert reflecteren op doelgerichte schriftelijke en mondelinge communicatie.
Om je te begeleiden naar het behalen van de leeruitkomst, werk je aan de volgende leerdoelen:
Voor wat betreft leesvaardigheid kun je:
- vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort
- de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven
- relaties tussen delen van een tekst aangeven
- conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur
- teksten en tekstgedeelten beknopt samenvatten.
Wat betreft schrijfvaardigheid kun je ten behoeve van een uiteenzetting, beschouwing en betoog:
- relevante informatie verzamelen en verwerken
- deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek, tekstsoort en conventies voor geschreven taal
- concepten van de tekst reviseren op basis van geleverd commentaar.
Voor mondelinge taalvaardigheid kun je:
- relevante informatie verzamelen en verwerken
- een voordracht opzetten.
Voor wat betreft argumentatieve vaardigheden en luistervaardigheid kun je:
- standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden
- argumentatieschema’s herkennen
- een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op aanvaardbaarheid beoordelen en in deze tekst drogredenen herkennen
- een betoog analyseren
- een betoog beoordelen
- een betoog zelf opzetten en presenteren, schriftelijk en mondeling.
Taalbeheersing II
De leraar moet zelf voldoende kennis hebben van het schoolvak dat hij onderwijst. In deze module wordt verder gewerkt aan de beheersing van het onderdeel taalbeheersing.
Om je te begeleiden naar het behalen van de leeruitkomsten werk je aan de volgende leerdoelen:
Leesvaardigheid
- Je stelt vast tot welke tekstsoort een tekst(deel) behoort.
- Je stelt vast wat de hoofdgedachte van een tekst is.
- Je geeft aan wat de tekstverbanden in een tekst zijn.
- Je maakt een objectieve samenvatting van een gelezen tekst. Dit kan bijvoorbeeld een (wetenschappelijk) artikel, handleiding of een literair werk zijn.
- Je bepaalt de doelstelling en het standpunt van de auteur van een tekst.
Schrijfvaardigheid
- Je verzamelt relevante informatie voor de te schrijven tekst en kunt de keuze voor de informatiebronnen verantwoorden. Dit kan gaan om brieven, advertenties, verslagen, werkstukken, beschouwingen en betogen.
- Je schrijft een zakelijke tekst en houdt daarbij rekening met doel en doelgroep.
- Je schrijft en reviseert met inachtneming van wat teksten begrijpelijk en aantrekkelijk maakt. Dit betreft zowel eigen teksten (na beoordeling van een ander), als teksten van een ander.
Spreken, gesprekken voeren, kijken en luisteren
- Je verzamelt relevante informatie om het te gesprek goed voor te bereiden en een volwaardige gesprekspartner te kunnen zijn.
- Je presenteert informatie en houdt daarbij rekening met doel en doelgroep.
- Je kent verschillende soorten gesprekken: presentatie, instructie, vraaggesprek, interview, discussie, sollicitatiegesprek, vergadering, debat en diverse functiegerichte gesprekken zoals het verkoopgesprek, adviesgesprek en slechtnieuwsgesprek.
- Je reageert adequaat op bijdragen van gespreksdeelnemers.